maandag 17 november 2008

Stukkie fietse



Ik ging dus altijd met de bus naar het station voor de lange reis naar onze regeringszetel. Over die busbaan, waarvan de aanleg zoveel omwonenenden in redeloze woede deed ontsteken dat Leefbaar Utrecht ineens 9 zetels won bij de gemeenteraadsverkiezingen. Op de kaart met de verkiezingsuitslagen kon je zien dat ze het meeste stemmen hadden opgehaald in de stembureaus langs lijn 11. In zo'n land leven we nou.

's Ochtends zat ik met mijn kop in de krant en 's avonds deed ik sociaal-demografisch onderzoek. Ik heb de hypothese ontwikkeld dat de leukste studentes in het centrum wonen (studenten vallen me nooit op) en de minder leuke in de buitengebieden, zoals de Uithof. Ik let dus altijd heel goed op of ze er een beetje uitzien en waar ze uitstappen. Mijn hypothese klopt vrij aardig, dus je vindt waarschijnlijk met een leuk hoofd en niet te vergeten een randje mager vet dat net over de broeksband (pantalonband?) uitbloest makkelijker een kamer in de felbegeerde binnenstad dan met een ijzeren bril en pukkeltjes. In zo'n land leven we nou.

Het nadeel van reizen met de bus is dat buschauffeurs geen idee hebben waarom mensen met de bus reizen. Dat mensen niet naar het station reizen omdat ze het fijn vinden om 's ochtends om half acht op het station te zijn tussen de alco's en de zwervers die daar nog van de vorige nacht liggen, maar dat ze daar bijvoorbeeld zonder al te lang te hoeven wachten in een trein willen stappen, dat wil er bij de buschauffeur niet in. Daarom komen ze rustig een paar minuutjes later als ze een leuke collega tegenkomen in de koffiekeet bij het eindpunt of laten ze op hun dooie gemak, enthousiast zwaaiend, tien andere bussen voorgaan of honderd voetgangers, terwijl de intercity binnen 45 seconden vertrekt. Welke normale chauffeur laat er nou een voetganger voorgaan? Daarvoor stap je toch niet in een auto? In zo'n land leven we nou.

Het hoeft dus geen verwondering te wekken dat ik in de strijd tegen de ochtenddufheid, het diepe buikvet en het Gemeentelijk Vervoerbedrijf Utrecht, ik de laatste tijd weer eens de fiets pak naar het station. Wat is dat toch heerlijk om 's ochtends met een kapotte koplamp, op mijn mountainbike, in mijn muisgrijze ambtenarenjas – noblesse oblige – waarvan de mouwen een halve meter harige arm onbedekt laten in de herfstkou, omdat je nou eenmaal een beetje voorover zit op zo'n fiets en die jas toch niet helemaal past, wat is het toch heerlijk om 's ochtends dwars door de stad naar het station te razen. Lekker hard, niemand voorrang geven – dat hoeft ook niet want dat heb ik volgens mij altijd zelf – langs rooie stoplichten, die trouwens meestal net op groen springen als ik voldoende moed heb verzameld om door te rijden, en dan buiten adem aankomen in de fietsenstalling, door het draaihek naar het perron rennen en dan lekker de trein in: sjaal af, jas uit, colbertje los en lekker uitdampen, een beetje voorover, zodat je niet met je natte rug tegen je overhemd aankomt.

Dat is pas leven. Jammer dat ik zo niks kan doen aan mijn onderzoek.

Geen opmerkingen: