maandag 28 januari 2008

Cultureel leven in Bunnik



Niemand hoeft op Bunnik neer te kijken, want eens per jaar is daar een jazz- en bluesfestival. Ik ben vandaag ook eens wezen kijken. Het wordt georganiseerd door de Rotary, dus er waren nogal wat gezellige gestreepte polo's in het publiek, maar dat deert me niet.

Ik wilde eigenlijk alleen naar het New Cool Collective, maar Wouter Hamel, een blond engeltje dat als de Nederlandse Jamie Cullum wordt verkocht, zou ook komen. Nou vind ik de Engelse Jamie Cullum eigenlijk al veel van het goede, maar op YouTube zag ik een enig clipje dus toen leek het me ook wel leuk om het joch in het echt te zien. En ik had niet zo'n zin om de rest van de overhemden te strijken. Dat speelde ook mee, als ik eerlijk ben.

Het festival werd gehouden in Brothers, de disco van Bunnik. Ik zag dat er gisterennacht après ski was geweest tot kwart voor vier, in de Beierenzaal. Daar bleek Wouter met zijn vrienden ook te spelen, tussen de ski's, eiken panelen en roodwitgeblokte gordijntjes. Maar daar zat hij helemaal niet mee en het was hartstikke leuk, vooral de nummers met een beetje ritme. En Wouter is een aankomend showman. Hij praat alle nummers soepel en zonder een zweem van plankenkoorts aan elkaar - het was ook wel Bunnik en niet l'Olympia - en maakt hele lieve gebaartjes als hij zingt over de liefde. En over andere dingen zingt hij niet.



Daarna begon het echte werk: het New Cool Collective met mijn held Anton Goudsmit. Ik stond al een half uur voor aanvang voor het podium te drentelen, want ik wilde het wit van zijn ogen kunnen zien. Dat bleek niet helemaal verstandig te zijn, want de man zingt met zijn solo's mee en kwijlt en tuft daarbij als een oude man. En hij zwaait die gitaarhals van hem al spelend alle kanten op.

"Je ging niet opzij" zeidie toen ik hem later op de gang zag (tussen de Beierenzaal en de A12-zaal, ze kunnen mooie namen verzinnen bij Brothers). Ikke niet. Ik laat me niet van mijn plek jagen door een gek met een gitaar, want dat istie. Je kunt ook af en toe even bukken, dan heb je nergens last van, en ik had zo wel een prachtig uitzicht op alle artiesten. Wat is dat leuk. Het zijn een stel rare gasten. Goudsmit, met voorsprong de raarste, had een roze bikinibovenstukje onder zijn showpak. Herman, het mannetje van de saxofoon, ontdekte dat je flesjes Heineken Longnecks gewoon met je vingers kunt openmaken, plakte de dop op zijn voorhoofd en speelde daar een half uur mee door.

Als ze niet soleren sjouwen die mannen het podium over om rotgeintjes met elkaar te maken en als ze moeten spelen rennen ze weer naar hun plek en dan gaan ze helemaal los. Als beesten tekeer. Want dat soort muziek is het. Die jongen met die trompet is ook keigoed. En die drummer. O, die roffels. Dat getik op die bongo's hoeft van mij weer niet zo en eigenlijk kunnen ze die sax ook wel weglaten (en wat de pianist allemaal aan het doen was zal wel nooit worden opgehelderd), maar Benjamin Hermin is een mannetje, de baas van het spul, en dat is ook mooi om te zien. Hij zit ook het strakst in het zwarte pak. Bij de bassist kon je zien waar zijn broek dubbelgevouwen was geweest over het hangertje, dat zal Benjamin niet overkomen. Nou ja, je leest het, hele goeie muziek om flink bij op en neer te springen. Mijn trui moet maar in de was morgen. Luchten helpt niet meer.

En dat was nog niet alles! Candy kwam! Daarvoor moesten we wel eerst naar een of andere big band luisteren. Ook weer allemaal jongens, en twee meisjes, in zwarte pakken, die ze zo te zien bij de stomerij allemaal per ongeluk verwisseld hadden. De Newgenerationbigband.com. Een naam van niks. In de A12-zaal. Ook al een naam van niks.

Nog een klein wonder dat ze na vier nummers aardig begonnen te draaien en het gewoon meeslepend werd. Ik ken big band-muziek eigenlijk alleen van de tune van Studio Sport en Glen Miller, maar het hoeft niet vervelend te zijn.

En toen kwam de diva zelf. Lang geblondeerd haar, enorme hakken, rood glitterlintje voor haar sax, kek jurkje, glittertjes op haar oogleden en ze hadden een catwalk voor haar moeten neerzetten. Daar stapte ze af en toe parmantig toeterend op rond. Candy is een schaamteloze (en terecht) entertainer die de hele zaal met haar gebaartjes, kreetjes en degelijke saxofonerij binnen twee nummers had ingepakt. Geweldig.

Het hoogtepunt was een duet/duel met het drummertje op de wijze van Pick up the Pieces. Beestachtig goed en opzwepend. Ik denk dat Bunnik nog dagen onrustig is. Het drummertje, hoe oud kan dat joch geweest zijn, zat haar de rest van het concert met grote ogen aan te staren. Die staat morgen om 9 uur voor de Blokker om een Candy Dulfer-dekbedovertrek te halen. Ik ga wel om half tien.

woensdag 9 januari 2008

Eat Pray Love


Van één kant wel een stom boek. Iedereen vindt Liz Gilbert aardig en de mensen die Liz Gilbert aardig vindt zijn allemaal hééél interessant en erg dol op Liz Gilbert. Ook doet ze overal waar ze komt of ze er al jaaaaren woont, terwijl het toch telkens niet meer dan vier maanden is. Ook al zo'n irritante eigenschap. En dan die overdrijving. Je kunt lang zoeken naar een mooie understatement, alles is minstens 100%, maakt niet uit in welke richting, goed of slecht. Alleen 100% middelmatig komt niet voor. Twijfel al helemaal niet, vertwijfeling wel, maar van twijfel geen spoor. Kortom, Liz Gilbert is het type waar ik In Real Life met een boog omheen zou lopen.

En dan al dat geloof. Ik ben niet van het spirituele boek en nou heb ik toch zomaar ineens driehonderd bladzijdes gelezen over iemand die diep gelovig is, zich suf mediteert en vier maanden doorbrengt bij een yogi in een ashram om dichter bij god te komen. Wat haar natuurlijk lukt. En god is dan weer liefde. Ik heb daar nooit zoveel van begrepen en ik begrijp het nou nog niet. Wat me wel aanspreekt is dat Liz Gilbert door al dat gemediteer helemaal tot rust komt, tot het absolute nulpunt. En tevredenheid met zichzelf (nou is ze natuurlijk ook geweldig. Zie hierboven).

Het verhaal gaat over een vrouw die door een scheiding en daarna een relatie die niet werkt zo diep in de put raakt, dat ze besluit een reis van een jaar te maken om zichzelf terug te vinden. Ze gaat vier maanden naar Italië om te eten, vier maanden naar India om te bidden en vier maanden naar Indonesië (Bali) om te beminnen. Al dat geëet in Italië is een beetje pointless, dat gebid in India spreekt me wel aan en het happy end in Bali, waar een lover vindt, tja dat is een happy end. Leuk voor Liz, leuk voor de lezer, leuk voor de uitgever.

Eigenlijk wel een suf boek, als je het zo bekijkt. Waardoor ik het toch in een noodgang heb uitgelezen is het onstuitbare optimisme en de razende schrijfstijl. Ik vind het wel knap dat je over een verblijf van vier maanden in een soort Hindu-tempel, wat me echt retesaai lijkt - wat dan weer de bedoeling is - toch 100 bladzijdes onderhoudend kunt doorkleppen. En het heeft natuurlijk een happy end. Blijft onweerstaanbaar.