dinsdag 22 december 2009

Wim of John?



Genius is leuk. Het is een programmaatje van Apple dat liedjes die op elkaar lijken bij elkaar zoekt en achter elkaar afspeelt op de iPod. Gisteren hoorde ik in Popmix 2 allemaal nummers van Spinvis. Nu is Spinvis geweldig, maar ik kan me niet voorstellen dat er in Cupertino ook maar iemand is die ooit van hem heeft gehoord, dus heel knap dat ze hem tussen John Mayer en Nick Drake in de mix hebben gezet. Jammer voor ze trouwens, dat ze Spinvis daar niet kennen, want hij is Goed met een hoofdletter. Ze zouden daar bij Apple Nederlands moeten leren om van zijn teksten te kunnen genieten. Luister naar Smalfilm en je weet wie de volgende PC Hooftprijs moet krijgen. Maar niet krijgt. In een wereld waar je de Nobelprijs voor de vrede krijgt als je 40.000 soldaten naar Irak stuurt, kun je niet rekenen op een PC Hooftprijs als je Goede poëzie schrijft. En er een leuk deuntje bij zingt, compleet met gitaar en stomme samples.

Genius dus. As we speak heb ik de jazzmix van Genius op. Daarvan kan Genus er maar één voor me verzinnen, want ik heb niet zoveel jazz op mijn iPod, omdat het nou eenmaal klotemuziek is. Als je er naar moet luisteren tenminste. Spelen is anders. Een aantal van de jazzdeuntjes op mijn iPod zijn dingen die ik zelf heb opgenomen met een paar aardige muzikanten uit de buurt, maar die mixt Genius gewoon mee, zonder aanziens des persoons. Toen ik dus een saxofoon hoorde en een wrak keyboard dacht ik: dat zal wel Wim wel zijn, want die saxofoon is niet helemaal zuiver, maar wel lekker overzichtelijk en raak. En die pianist zit te rommelen, dus dat is dan Henk Jan. Bleek Wim toch John (Coltrane) te zijn. Shit. Ik weet er ook helemaal niks van. Of Coltrane had een off day, verkeerd geprikt of zo. Een topper kan het ook wel eens verkeerd doen. Daarom moet je mensen nooit ademloos bewonderen, want dan hoor je dat niet. Hoewel dat misschien ook weer niet erg is. Mensen zoeken nou eenmaal het absolute, dus laat ze maar in de waan dat het bestaat. Daar worden ze rustig van.

Wie trouwens toch wel in de buurt komt van absolute grootheid is Keith Jarrett. De jongen met wie ik in 1976, nog in korte broek, op tienertoer ben geweest, had in zijn collectie toevallig The Koln (Koeln?) Concerto. Ik vond daar toen geen reet aan, maar een paar jaar geleden kwam ik het ineens weer tegen en heb ik het kado gedaan aan Henk Jan, de jazzpianist, die er nog nooit van gehoord had en voor mezelf de MP3 gedownload. Wat eindeloos mooi en knap is aan Jarrett is dat ik denk dat hij gewoon in zijn uppie in een grote schouwburg vol met Duitsers achter een vleugel gaat zitten en wat begint te improviseren en dan na een half uur een complete simfonie, virtuoos en met een kop en ook nog een staart uit het toetsenbord blijkt te hebben getimmerd.

Ik geniet van de gedachte dat hij dat zonder enige oefening doet, maar ik ben bang dat het niet zo is, omdat ik niet wil weten dat een genie ook moet oefenen. Dat komt me namelijk slecht uit, want ik wil ook een genie zijn, maar ik hou niet van oefenen, dus hoe moet ik het dan ooit worden? Is er misschien een soort loterij voor?

maandag 7 december 2009

Tja, Stieg


Ik ben een onverbiddelijke literatuur- en nonfiction-snob (het laatste is nog exclusiever dan het eerste), maar soms verstout ik mij toch een lekker boekje te lezen. Ik had in Greenwich een baksteen van een biografie over William Pitt (de jongere) gekocht van 600 bladzijdes en me daar in een maand doorheen geploeterd - dat u het even weet, maar het was af en toe toch wel een opgave. Nu schijnen die boeken van Stieg helemaal geweldig te zijn en was het eerste ook nog met korting te koop, dus heb ik me daar maar even mee laten gaan, voor de compensatie.

Het had nog meer pagina's dan de baksteen, maar ik was er in een fractie van de tijd doorheen. Dat alleen was al heel fijn, hoewel je per minuut lezen natuurlijk wel minder waar voor je geld hebt op die manier. Ik vond het een leuk boek om te lezen. Af en toe een beetje raar vertaald - er stond bijvoorbeeld telkens "passantenhaven", waar ik "jachthaven" zou verwachten - maar het las lekker soepel. Stieg weet hoe hij twee verhaallijnen door elkaar moet monteren om het tempo erin te houden.

Eng was het niet echt. Als je af en toe eens naar een detectifje kijkt, vind je een sadistische seriemoordenaar normaal. Ik kijk een keer extra of de voordeur op de knip zit, maar ik slaap er niet slecht van. Ik heb terwijl ik dit zit te tikken trouwens wel voortdurend het geval dat er iemand over mijn schouder kijkt, gadver. De mensen willen dat nou eenmaal, redeloze, psychopathische wreedheid, liefst tegen vrouwen en Stieg stelt ons daarin niet teleur en geeft er ook nog een religieurs tintje aan.

Er zit ook genoeg seks in. Mikael, de hoofdpersoon, gaat in het boek met drie vrouwen naar bed, op voor alle partijen bevredigende wijze, terwijl hij met een van hen een vaste relatie heeft. Maar die vindt het niet erg. De droom van iedere man. De vaste vrouw is ook de knapste en ook nog heel chic.

Het punkerige meisje is een beetje een triestig geval, dat Mikael gelukkig en passant oplapt, maar ook een hacker van de bovenste plank, die een van de boeven it het boek op onnavolgbare wijze miljoenen afhandig maakt. Dat lezen we ook graag, geen tientjes, maar meteen miljoenen, financiële onafhankelijkheid, de droom van iedere kantoorklerk, op een enkeling na, maar die liegt.

Nou, ik wilde op een rijtje zetten waarom een boek dat tamelijk oppervlakkig is in karaktertekening en niet helemaal geloofwaardig van plot toch onweerstaanbaar is, maar ik ben geloof ik al een heel eind. Ik zou het nog kunnen hebben over de machtige aartsvader op de achtergrond, die met geld en relaties dingen voor elkaar weet te krijgen, maar het is zo ook wel duidelijk.

Maar ik denk dat ik toch maar ga sparen voor deel twee. Kijken hoe dat uitvalt. Er is tenslotte niets heerlijker dan een boek dat je niet opzij kunt leggen, ook al kookt de melk over, huilen de kinderen en hangt de deurwaarder aan de bel.