zaterdag 29 december 2007

Gitaarmuziek (voor de liefhebber)


Omdat ik me probeer te bekwamen in het gitaristenvak, en dan met name in het soleren, denk ik daar soms een tijdje over na. Zo'n hardloopuurtje is daar goed voor, ook al blert de iPod de hele tijd in mijn oren. Ik was vanmorgen een nummertje van Pearl Jam (geen idee wat ik me daarbij voor moet stellen) aan het luisteren en ergerde me aan de solo. Drie keer wat gefriemel dat met dezelfde noot begon en eindigde met wat ruis ertussen en in het begin van het nummer een duetje dat iedereen kan bedenken die zijn eerste gitaar net uit het cellofaan heeft gehaald en de gebruiksaanwijzing heeft doorgebladerd. En verder nog een paar motiefjes waar Jan Tuijp, wie kent hem niet, zich niet voor zou schamen. Er blijft meer een ding over: de stem van Eddie Veddie (Vedder)! Je hebt geen tenor nodig om zanger te zijn, met zo'n ronkende bariton. Geweldig, zodra ik zangles heb ga ik vragen of ik dat ook mag leren.

Maar we zouden het over gitaarsolo's hebben. De wijsheid die ik al rennend heb vergaard is de volgende: er zijn twee soorten en twee modi. De soorten zijn: zelf een liedje maken of krullen draaien. Zelf een liedje maken is wat Pat Metheny bijvoorbeeld meestal doet. Op een rij akkoordjes een mooi melodietje leggen dat netjes past, in de goeie toonaard wordt gespeeld en prettig luistert. Krullen draaien is de stiltes in een nummer vullen met wat nootjes en accentjes. Het wordt geen muziek die op zichzelf kan staan, maar het vult. De solo van die enge man met die hoge hoed in November Rain van Guns 'n Roses bestaat uit één motiefje dat hij een paar keer herhaalt en waar hij dan telkens de mooiste krullen tussen draait. Het begint bij mijn illegale MP3'tje na 7 minuut 9 seconden.

En dan had je nog de modi. Eigenlijk is er maar één: de ik-heb-de-langste-modus. Solerende gitaristen hebben namelijk een onbedwingbare neiging om te laten zien dat ze heel goed (en daarmee heel stoer) zijn. Goed wil zeggen: snel en hoog, en hoog is vooral goed als je de snaren flink omhoog duwt. Ze hebben meer eelt op hun vingertoppen dan de smid vroeger. Die modus kan aan en uit, het is dus meer een parameter, maar dit terzijde. Bij het krullenwerk staat hij bijna altijd aan, anders is het eigenlijk geen krulwerk, bij een liedjes-solo kan hij aan en uit.

Een gitarist die niet weet waar hij mee bezig is zet hem meestal meteen aan en dan krijg je een brij aan geluid. Het klinkt knap, maar het doet weinig met de luisteraar. Voor de gitarist is het wel overzichtelijk, want je laat je vingers gewoon het werk doen en meestal komen de loopjes die je al honderden keren geoefend hebt er wel uit. Tenzij je iets lastigs speelt met veel wisselingen, dan ga je voor schut.

Als je niet gelijk alles uit de kast wilt halen en deze modus/parameter nog even op nul laat staan, heb je het een stuk moeilijker. Eigenlijk moet je dan al een idee hebben van wat je gaat spelen en moet je hopen dat je vingers dat kunnen volgen. Als het lukt wordt het mooi, want dan maak je ineens muziek, als het niet lukt moet je wachten op je nog een keer een solo mag spelen. Als je die gok niet wilt nemen, speel je gewoon de melodielijn met links en rechts een krulletje, maar dat is eigenlijk valsspelen. Je doet er niemand kwaad mee, maar je maakt er ook iemand blij mee.

Het allerallermooiste is natuurlijk een liedjes-solo met de wie-de-langste-heeft-parameter aan en uit. Uit als je een mooie frase speelt, aan als je een mooie krul wil draaien ter opvulling of bij wijze van komma voor je weer verder gaat met je volgende mooie frase.

Zal ik hier eens een boek over schrijven met een voorbeeld-CD erbij?

Geen opmerkingen: