vrijdag 7 december 2007

Taalverloedering, my ass! (mijn ezel!)


Ik heb hier net een blogje over SMS-taal zitten lezen en me weer heerlijk op zitten vreten van ergernis. Daarvoor in ieder geval alvast bedankt, want dat doe ik graag.

Taal is om iemand iets te vertellen. Het is dan belangrijk dattie begrijpelijk is en aanvaardbaar. Taal is bijna altijd begrijpelijk. Er schiet me ineens een sketch van Koot en Bie te binnen waar Koot een boze ouder speelt bij een moeizaam 10-minutengesprek of iets dergelijks en als de leerkracht even weg is snel "kud!" op het bord schrijft. Fout, maar niet onbegrijpelijk. En met een krijtje, zoals de ouderen onder ons zich misschien nog wel herinneren. Op een bord dat elk jaar in de zomervakantie opnieuw werd zwart geschilderd. Dat lijkt me ook kennis die nooit verloren mag gaan.

Discussies over taal gaan bijna altijd over aanvaardbaarheid. Als iemand "cker" schrijft in een SMS in plaats van "zeker" willen andere mensen daar iets over vinden. Dat is natuurlijk onzin. Op de eerste plaats is na enig puzzelen duidelijk wat er wordt bedoeld, op de tweede plaats zal degene tot wie deze boodschap gericht is er geen moeite mee hebben. Die kan of wil ook niet spellen.

Mensen die taalgebruik van anderen de maat nemen zeuren altijd over spelling en leenwoorden. Nou is het natuurlijk goed voor kinderhersentjes als ze wat te doen hebben, want daar groeien ze van. Het kan dus helemaal geen kwaad om ze rare regels te leren, zoals dat `paard´ eindigt met d die je uitspreekt als een t omdat het meervoud ´paarden´is, terwijl ´zeef´ eindigt op een ´f´ terwijl het meervoud toch echt een 'v' in het midden heeft. Het is net zoiets als Latijn leren, je kunt er niks mee in een winkel of op kantoor, maar het is toch leuk om te doen (en facultatief) en mensen die met gym uit de ringen vallen en als laatste worden gekozen bij het indelen van de basketballteams kan het wat eigenwaarde teruggeven. Ik geloof niet dat kennis van Latijn een puber helpt beter te leren leven met jeugdpuistjes, maar dat kan ik nagaan in mijn dagboeken uit die tijd.

Waar waren we? Mensen willen van andere mensen dat ze op een bepaalde manier praten en spellen. Nou blijft spellen lastig, want het Nederlands kent 35 klanken en maar 26 letters, waarvan je ook nog een aantal tegen elkaar kunt wegstrepen, zoals de c tegen de k en de s en de q tegen de k. Dat blijft dus altijd behelpen. Zelf erger ik me graag (zie boven) aan overtollige spaties. Als je je eens vrolijk wilt maken over mensen die zich daar hééél boos over maken, kijk dan eens op http://www.spatiegebruik.nl, daar wil je ook weer niet bijhoren. Maar dit terzijde. Niettemin blijft spelling een beproefd middel om subculturele vriend van vijand te onderscheiden en dat willen we graag.

Woordkeus is ook leuk. Mensen willen niet dat andere mensen hun geliefde taal veranderen. Woorden uit het buitenlands mogen niet en uit het enge Engels al helemaal niet. Om dit soort redenen hebben mensen wel geprobeerd 'wentelwiek' in plaats van helikopter te zeggen en 'droogzwierder' in plaats van centrifuge. Het is vooral lachwekkend. Taal is nodig om dingen te zeggen en aan te wijzen en als die dingen in je eigen taal niet bestaan (computer, backuppen), dan moet je ze overnemen. 'Straat" hebben we ook overgenomen van onze Romeinse bezetter, die die dingen zo mooi recht aan konden leggen en daar klaagt niemand meer over. Of zou de Bataafsche Panoramix dat ook hoofdschuddend ondergaan hebben?

De taal doet kortom wat hij moet doen: zorgen dat dingen een naam hebben die iedereen makkelijk kan onthouden. Verfijningen die niet zoveel zin hebben worden ook genadeloos geëlimineerd. "Hun hebben" is anders dan je, met wat klappen van de meester, ooit heb geleerd, maar niet mis te verstaan. Zuur voor degenen die eindelijk door hebben hoe het wèl moet, maar iedere franje verdwijnt op een gegeven moment en alles wat werkt dat blijft. Binnenkort mag je "cker" schrijven in je proefwerk.

Zo. Dat was lekker. Hoog tijd om te gaan slapen.

Geen opmerkingen: